Uitnodiging vierde LHPP

Op zaterdag 9 juli 2016 werd de derde Leo Herberghs Poëzieprijs (LHPP) uitgereikt door stichting Dichter in Beeld. Maria Barnas is de winnaar van de derde LHPP. De winnende dichter ontvangt € 750,- en schrijft een kort gedicht dat door stichting Dichter in Beeld wordt uitgevoerd in een poëtische boomstam en geplaatst in het Limburgs landschap. Studenten Amber Haddad, jazz zangeres en pianist David Demuynck van Conservatorium Maastricht zorgen voor muziek. 
De Leo Herberghs Poëzieprijs wordt gedurende vijf jaar jaarlijks uitgereikt en is mogelijk gemaakt door een schenking van Leo en Cis Herberghs. Eerder wonnen Kreek Daey Ouwens (2014) en Emma Crebolder (2015) de prijs. De literaire boomstammen met hun dichtregels liggen in Voerendaal. 
Hert gedicht van Maria Barnas:
FAREWELL
I could grow a tree in your absence

Boomstam met gedicht van Maria Barnas

Maria Barnas

Het juryrapport
Nu de zomer plotseling haar ware gezicht laat zien, begrijpt u dat dichters het vermogen hebben met taal de werkelijkheid naar hun hand te zetten. Ik hoop u daar de komende minuten nog meer van te overtuigen.
Juryrapport LHPP 2016
Uit een groot aantal namen besloot de jury van de Leo Herberghs Poëzieprijs dit jaar te nomineren: Maria Barnas.
De leden van de jury zijn: Marije Geenevasen, Sander Bisscheroux, Rouke van de Hoek
Maria Barnas is onder meer beeldend kunstenaar, dichter, schrijver en journalist en in de combinatie van de laatste drie kwalificaties een directe collega van Leo Herberghs die deze prijs instelde samen met zijn vrouw, Cis.
Een van de voorwaarden voor de nominatie betreft aantoonbare verwantschap met de poëzie van Leo Herberghs. Daar wil ik kort op ingaan.
In de bundel Twee zonnen schrijft zij het gedicht
Zo overzichtelijk
Hij schenkt witte wolken in mijn glas
blauwe lucht. IJsblokjes rinkelen in het landschap
en de dag is een tafel voor twee.
Ik lees het nog eens, doe uw ogen dicht en gun dit landschap uw fantasie en doe dat vanavond nog eens als u gewoontegetrouw aan tafel zit.
Zo overzichtelijk
Hij schenkt witte wolken in mijn glas
blauwe lucht. IJsblokjes rinkelen in het landschap
en de dag is een tafel voor twee.
Maria Barnas blijkt keer op keer in staat via haar gedichten en in haar proza met verwondering naar de wereld te kijken en die blik taal te geven in een frisse, heldere woordkeuze. Vooral in haar taalgebruik ligt er een duidelijk verband met het werk van Leo Herberghs. Beiden kunnen trefzeker en kraakhelder de waarneembare en de onzichtbare
werkelijkheid daarachter treffen. Zo ordenen ze de chaos en geven de zogenaamde eendimensionale werkelijkheid een dimensie extra.
Evenals Leo poogt ze de tijd schrijvend in haar greep te krijgen en soms ook achter zich te laten. Ze omringt zich voortdurend met natuur waarbij zij die soms als beschermende dan weer als afwijzende omgeving ontdekt. Naast het opvoeren van personen verschilt ze in die laatste betekenis van de natuur het meest markant van Leo Herberghs’ poëzie.
Na een wandeling door een bos schrijft ze bijvoorbeeld: ‘Bomen keren zich van me af’.
In haar roman De baadster kijkt ze als het ware naar Leo toe. Ze staat op een strookje zand dat haar scheidt van de zee die zich uitstrekt tot achter de horizon. Kun je dat water dat je niet ziet een naam geven, vraagt de hoofdpersoon zich af. En vervolgens denkt ze: ‘Ik vraag me af of dat wel een goede eigenschap is van taal: verleiden, verlangen, verlaten.’  Dat zijn echte werk-woorden die Leo en Maria en elke goede schrijver hanteren. Door te verleiden en verlangen op te roepen hoopt hij ordening en betekenis te zoeken in zijn waarneming, emoties en denken, waarna hij het gedicht verlaat en aan de lezer schenkt opdat die met hem meedicht, verward raakt en wordt betoverd. Maar ook zelf verlaat hij de beelden omdat ze nooit absoluut zijn en nieuw verlangen naar taal stimuleren.
Een dichter verleidt je met zijn taal en slaagt erin een opening te creëren naar onbekende innerlijke en uiterlijke facetten van de werkelijkheid, waarin je je dan onverwacht thuis voelt, onzeker wordt over je waarneming, op zoek gaat naar de naam van het water dat achter de horizon ligt, naar het goud aan de voet van de regenboog.
Vergankelijkheid wordt door Maria Barnas benoemd in vaak heel kleine en/of vluchtige objecten zoals lucht en wolken en zodanig stil gezet dat er een schilderij / stilleven ontstaat dat alleen genietbaar is als je die betovering wilt opmerken en ondergaan, zoals bv. in het volgende gedicht.

Zet de kleurige kelken op het behang
Die stromen in de dichter als tranen
Met tuiten in lichterlaaie. Kan het raam nu open?
Straks missen we het zuchtje.
Over enige minuten leest Maria Barnas haar dichtregel voor die ze in opdracht schreef en die in een boomstam is gebeiteld. Voor haar als beeldend kunstenaar moet het een dubbel heerlijke plek zijn als ze ooit verliefd en zich herinnerend over het wandelpad bij Ubachsberg loopt en haar gesigneerde regel leest naast die van Kreek Daey Ouwens en Emma Crebolder die in 2014 resp. 2015 de prijs wonnen.
Tenslotte, u vindt het wellicht opmerkelijk dat ook een voorzitter van een jury stoutmoedig durft te lezen in Maria Barnas’ poëzie. Daarin trof ik dromen aan die een prelude vormen op deze middag nu ze in de buurt van Leo zit. Sceptici onder u zullen het niet geloven, maar dichters kunnen echt in een glazen bol kijken en verlangen en verleiden. In haar bundel met de voor mijn keuze zeer toepasselijke titel JaJa De Oerknal luidt immers de laatste strofe van het gedicht
Het precieze kind
Ik aai 1:1 de grijze haren van de man die voor me zit.
Hij kijkt niet om. Men streelt hem mogelijk
wel vaker de haren. Of zou hij mij verbeelden.
Ik hoop dat u de keuze van de jury mede onderschrijft en dat u dus nog meer gedichten van Maria Barnas, Leo Herberghs en de twee eerdere genomineerden zult gaan lezen, lees ook Maria’s romans en recensies en bezoek ooit een tentoonstelling van haar beeldend werk.
Maastricht/Heerlen, 9 juli 2016.
Namens de jury van de LHPP 2016
Gert Boonekamp, vz.

misschien ook interessant

terug naar boven